Op deze pagina vindt u toelichting bij de werking van het Bureau voor Integriteit rond het thema 'samenwerking', evenals een of meerdere behandelde voorbeelddossiers.
De regels binnen de stad op het vlak van samenwerking tussen medewerkers zijn opgenomen in de voor stadspersoneel (p. 3).
Bij de behandeling van dossiers die bij het Bureau voor Integriteit worden aangebracht als een expliciet samenwerkingsprobleem zal het Bureau altijd eerst nagaan of dit probleem is opgenomen met de betrokken leidinggevende(n) of met een vertrouwenspersoon. Indien dit niet het geval blijkt, zal het Bureau adviseren om eerst deze weg te volgen tenzij dat omwille van bepaalde redenen niet mogelijk is.
Geregeld lijkt een dossier initieel niet te gaan om een samenwerkingsprobleem maar om een integriteitskwestie en blijkt pas later de ware oorzaak. Ook dan zal het Bureau aanraden om een vertrouwenspersoon in te schakelen indien nodig.
Een medewerker meldt problemen bij de samenwerking met zijn leidinggevende op het vlak van werkuren en integriteit. Meer bepaald vindt hij de afbakening van zijn werkuren onduidelijk en dat er te weinig regels en procedures beschikbaar zijn om ter zake op terug te vallen.
Tijdens een functioneringsgesprek met zijn leidinggevende heeft de melder opmerkingen gekregen op zijn werkuren. Het ging om onnodig uren opbouwen en vroeger intikken dan toegelaten is. De medewerker gaf bij zijn leidinggevende aan dat het voor hem niet duidelijk was binnen welke uren er juist gewerkt moet worden. Op aanraden van een vakbond schreef de melder een weerwoord waarin hij stelde dat hij niet akkoord was met het functioneringsverslag. De leidinggevende zag dit weerwoord als een persoonlijke aanval en dreigde met ontslag.
De leidinggevende is volgens de melder heel dominant ten aanzien van zijn medewerkers, maar ook naar burgers toe.
De melder geeft ook nog door dat zijn leidinggevende flessen champagne mee naar huis genomen heeft die de afdeling cadeau had gekregen.
De melder vreest voor zijn job en vraagt aan het Bureau bescherming.
De melder heeft ook een dossier ingediend bij de preventieadviseur.
Het Bureau voerde een gesprek met de leidinggevende, in aanwezigheid van de preventieadviseur. De leidinggevende gaf aan dat hij veel problemen heeft met de melder, die nog niet zo lang op zijn dienst werkt. Vanaf het begin toonde de melder weinig of geen initiatief. Hij stelt bijvoorbeeld wel rapporten op bij incidenten, maar doet geen voorstellen voor aanpak ervan. Na een incident in verband met werkuren plande hij een functioneringsgesprek in. Tijdens dit gesprek kaartte hij met de medewerker ook de problemen aangaande tijdsregistratie aan, waarop geen reactie kwam. De melder stelt zich ook niet flexibel op tegenover andere collega’s.
Tijdens dit gesprek gaf de leidinggevende toe dat hij niet wist wat er met de flessen champagne moest gebeuren en ze inderdaad naar huis heeft meegenomen. Intussen heeft hij een integriteitsopleiding gevolgd en beseft hij dat hij dat niet had mogen doen.
Het Bureau voor Integriteit oordeelde dat dit een functioneringsdossier betreft in plaats van een integriteitsdossier, aangezien het gaat om een conflict tussen de leidinggevende en de melder dat ontstond na een functioneringsgesprek. De melder voelt zich geviseerd en viseert op zijn beurt zijn leidinggevende.
Op integriteitsvlak valt de leidinggevende weinig ten laste te leggen, buiten het meenemen van de flessen champagne.
Het Bureau besliste om geen bescherming toe te kennen aan de melder omdat de melding niet voldoet aan een van de vereiste criteria, namelijk het criterium ‘voldoende zwaarwichtig’.
Ten slotte adviseerde het Bureau om indien nodig de preventieadviseur of Personeelsmanagement in te schakelen.